Dante Alighieri  (1265 – 1321)

 

 

 

 

 

(terug naar de vorige pagina)

Over zijn leven

Dante Alighieri werd in 1265 in Florence geboren. De stad verkeerde in politieke chaos, maar bloeide desondanks op vele terreinen. Dante legde zich toe op de retorica en schreef op jeugdige leeftijd al gedichten. De inspiratie voor deze jeugdgedichten vond Dante in zijn liefde voor Beatrice. Volgens Giovanni Boccaccio was zij een historisch persoon, die Bice – afgeleid van Beatrice – Portinari heette. Zij was gehuwd met Simone dei Bardi en stierf in 1290. Dante zag haar voor het eerst toen hij negen jaar was en toen hij achttien was ontmoette hij haar opnieuw. Bij die ontmoetingen groette zij hem vriendelijk, en die simpele groet maakte hem dronken van geluk. Hij besefte hoe diep de liefde op hem inwerkte, en hij beschouwde Beatrice’s verschijning als een wonder dat God had verricht om zijn ziel te redden. Alles wat hij daarna deed stond in het teken van haar. En nadat zij onverwacht stierf, hield alleen de herinnering de dichter nog overeind. Deze inspiratie leidde tot een dichtbundel  Vita Nuova dat de dichter enkele jaren na haar dood samenstelde. Het wordt beschouwd als het belangrijkste van Dante’s kleinere werken en geldt tevens als hoogtepunt van een nieuwe manier van dichten die bekend werd als de dolce stil novo. Het is is de idealisering van de liefde en als zodanig loopt het vooruit op de Divina Commedia, waarin Beatrice een van de hoofdfiguren is.

Na de dood van Beatrice zocht Dante troost in de studie. Hij verdiepte zich in filosofie, die in die tijd vrijwel samenviel met de theologie, met name in de ethische en morele aspecten daarvan. Hij ontplooide zich verder in de dichtkunst, door het schrijven van gedichten, maar ook vooral door het lezen. Zijn liefde voor dichters als Vergilius  en Ovidius vindt daar haar oorsprong. Vergilius zal later ook een belangrijke rol vervullen in de Divina Commedia als één van de leidslieden van Dante. Deze studie vormden de basis voor zijn zeer brede intellectuele en culturele ontwikkeling.

In deze jaren trouwde Dante met Gemma Donati, een vrouw uit een vooraanstaand Florentijns geslacht. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: Jacopo, Pietro en Antonia. Antonia trad in het klooster onder de naam Beatrice en de beide zonen schreven elke een commentaar op het hoofdwerk van hun vader.

 

Politieke intriges

Dante betoonde zich aan het begin van de Renaissance een ware uomo universalis. hij belichaamt als het ware de universeel ontwikkelde mens. Hij hield het niet alleen bij kunst en wetenschap maar maakte zich ook verdienstelijk als burger van Florence. Hij werd cavalerist en nam deel aan verschillende veldslagen om zijn stad te verdedigen. In 1295 schreef hij zich in in het gilde van dokters en apothekers, een stap die hem toegang verschafte tot openbare ambten. Dit is het begin van zijn politieke carrière. Tot 1300 vervulde hij verschillende ambten in commissies, raden en parlementen. In dat jaar werd hij zelfs gekozen in de Raad van Prioren, het hoogste bestuursorgaan van de stad.

Politieke intriges in de strijd tussen de Witten – de partij die streefde naar een vrij en onafhankelijk Florence, tot wie Dante zich rekende – en de Zwarten – die onder paus Bonifatius VIII droomden van kerkelijke heerschappij over alle landen -  leidden er echter toe dat hij in 1302 het slachtoffer werd van de Zwarten . Hij werd veroordeeld tot een forse geldboete, verloor zijn burgerrechten en moest zijn verdere leven in ballingschap doorbrengen. Mocht hij toch naar Florence terugkeren, dan zou dat zijn einde op de brandstapel betekenen.

 

Dante als banneling

De laatste 20 jaar van zijn leven heeft deze ballingschap zijn leven bepaald. Hij verlangde naar zijn stad Florence, maar heeft er nooit weer een stap gezet. In plaats daarvan zwierf hij rond vervuld van heimwee en wrok. Steeds moest de dichter ervaren “hoe bitter andermans brood smaakt en hoe een zware gang het is de trappen van anderen af te dalen en te bestijgen.”

In de laatste periode van zijn leven werd Dante onderdak verleend door verschillende mensen die hem welgezind waren. Hij verbleef o.a. in Verona en aan het hof van de Malaspina’s die heersten over het Magra-dal. De laatste jaren bracht hij door aan het hof van Guido da Polenta te Ravenna, waar hij met alle égards als een groot man werd behandeld. Hij stierf op 14 september 1321 op zesenvijftig jarige leeftijd.

Bovenkant document