Dagboek
van een pelgrim – Week 2
29 mei t/m 4
juni 2003 – Van Compiègne naar Nantueil
|
|
Maar heiligen vindt men in de kerk en landlopers in de
kroeg.
De Hel, Canto XXII, 14f
|
|
29 mei
Hénonville,
85 km, 28
graden
|
In
Compiègne splitst de Jocobsroute
zich en sta ik voor een moeilijke keus. Het is de klassieke keuze tussen de brede weg en de
smalle weg. Zal ik de route volgen via Parijs? Die heeft de oudste papieren
als pelgrimspad, maar leidt ook door de poel van verderf en langs werelds
vermaak. Of zal ik kiezen voor de route met minder goede papieren over Chartres, die minder opwindend maar wellicht wel veiliger
is?
Meer ervaren pelgrims raden mij af over Parijs te gaan. Niet alleen vanwege
de (fietsen)dieven maar ook vanwege de rijstijl van Parijse
automobilisten.
Ik kies daarom maar voor Chartres en hoop daarmee
mijn kansen om Santiago te bereiken te verhogen.
Voor vertrek wil ik mijn geloofsbrief nog laten afstempelen bij de pastoor
van de Sint Jacobuskerk, maar deze bedient op dit
uur de mis van Hemelvaartsdag. Ik duik daarom maar
een kroeg in voor een kopje koffie.
De twee Amsterdamse pelgrims van gisteren - Koen en Frans - vermoeden dat
mijn geregelde bandenpech te wijten is aan een te lage spanning. Voor een
goede fietstocht met bepakking moet de spanning minimaal vijf bar bedragen,
zo doceren zij. Die van mijn banden blijkt slechts twee bar te zijn. Geen
wonder dus.
Na deze pneumatologische (windkundige) lessen pompt Koen mijn
band op tot vier bar.
Meer is er niet in te krijgen, althans niet met zijn pomp. Frans geeft mij
een apparaatje mee om onderweg de kracht van de pneuma (lucht) te testen.
In Clermont vraag ik de weg aan een dame van gevorderde
leeftijd. De jacobsschelp achter op mijn fiets
maakt een enthousiaste reactie bij haar los. O une
sainte moûle (heilige
mossel = jacobsschelp) o een jacobsschelp.
U gaat naar Santiago. Dat is ook altijd mijn droom geweest, maar nu ben ik te
oud.
Ik probeer haar te bemoedigen door te zeggen dat waar een wil is, een weg is
en word bevestigd in mijn opvatting dat als je iets echt wilt, je het nu moet
doen. Niet wachten tot de vut er niet meer
is, of dat je zelf er niet meer bent, of beide!
Het is vandaag een tocht met veel stijgende gedeelten geweest, gelukkig ook
met even zovele lange afdalingen. Na 85 km vind ik het wel welletjes
en sla mijn tent op in Hénonville.
|
|
Het komt
immers nogal eens voor dat een overijld uitgesproken oordeel de verkeerde
kant opgaat, waarbij dan het gevoel een belemmering vormt voor het verstand.
Paradijs
XIII, 118 ff
|
30 mei Condé
sur Vesges,
80 km, 22º
|
Het
gedeelte waar ik gisteren zo tegen opzag, bleek vanmorgen na een karig maal
van oud brood en soep en na een goede nachtrust een heel plezierige
fietstocht door heuvelachtig gebied, met steile hellingen en met lange
hellingen, maar gelukkig zonder de combinatie van deze twee karaktertrekken.
Ik fiets door Île de France met als
hoogtepunt de afdaling naar het Seinedal. Maar
daarna komt ook weer de weg omhoog langs een stevige helling.
Het gidsboekje meldt optimistisch dat naarmate de heuvels hoger worden ook de
conditie verbetert. Dat mag waar
zijn, maar ik ervaar het eerder andersom: net is je conditie goed genoeg om
heuvels van een bepaalde hoogte te nemen of er dienen zich weer hogere aan en
sta je weer op hetzelfde uitgangspunt.
Een opmerkelijke ervaring is het verschijnsel "vals plat". Soms zou
ik zweren dat de weg omlaag gaat, maar uit de hoeveelheid energie die ik moet
aanwenden om vooruit te komen, blijkt het tegendeel waar te zijn. Die
waarheid blijkt pas gaandeweg als je moeite neemt energie er in te stoppen.
Dan blijkt dat een weg die vanaf een hellend vlak naar beneden leek te gaan
toch omhoog te voeren. Weidse vergezichten wachten daar.
Nu openbaren zich ook de nadelen van mijn handicap: ik heb een slechte oog-hand coördinatie, waardoor ik moeilijk links en
rechts uit elkaar kan houden.
Mijn intimi weten ervan: het is al aanleiding geweest voor vele misverstanden
tijdens het autorijden. Maar op de fiets geldt elke verkeerd genomen afstand
ineens veel zwaarder. De routebeschrijving is duidelijk genoeg. Maar zelfs
als ik met eigen ogen op het papier voor mij een pijl naar links zie staan,
presteren mijn hersenen het nog om dat zodanig te vertalen dat mijn handen de
opdracht krijgen: Draai het stuur naar rechts.
Het levert mij dagelijks vele onnodige kilometers op; zonder het kompas van
de familie Veldwisch zouden dat er nog veel meer
zijn geworden.
Het brengt mij wel in verwarring: als iemand door een aangeboren kenmerk
en/of door de situatie waarin hij verkeert niet eens in staat is zekerheid te
krijgen over basisgegevens als boven, beneden, links en rechts, wat is dan
nog wel waar?
Voor de dominees onder de lezers zal ik dit verwerken tot een moraal ter
afsluiting:
Zorg voor een goed kompas dan weet je dat je in de goede richting
gaat. Van de afzonderlijke wegen naar het doel ben je niet altijd zeker, maar
als je op weg gaat, er energie in steekt, dan kan blijken dat een dalende weg
omhoog voert naar ongekende vergezichten. Heb een goede zondag.
|
31 mei,
Chartres
49 km, 28º
|
Vandaag een korte rit
om een halve dag rust in te bouwen.
In Chartres ter kerke geweest in de
kathedraal. Kennis gemaakt met Gerard en Gerrie, twee medepelgrims. Verder
het dagboek uitgetikt en opgestuurd naar Menno.
|
|
Zo
ging ik peinzend voort en werd zo moe
Dat
ik van denken overging op dromen.
Louteringsberg XVIII, 141f
|
1 juni, Vendôme
110 km, 26º
|
Een kalme fietstocht
met maar een paar hellingen. Geen enkele diepe gedachte gehad, ik ben bang
dat ik het thuisfront moet teleurstellen, want ik heb niets te melden.
Deze opmerking roept bij mij echter wel de gedachte op: “Hoe komt een mens
eigenlijk aan diepe gedachten?”
De beroepsdenkers, bijvoorbeeld Sartre,
zie je vaak slenterend door Parijs afgebeeld, of ze zitten in de kroeg. Aan
het eind van hun leven hebben ze dan een paar werkjes gepubliceerd.
Bij theologen is het vaak anders, bijvoorbeeld bij Barth.
De ene dikke pil na de andere, je vraagt je af of hij wel eens een kroeg van
binnen heeft gezien en of hij nog wel tijd heeft gehad om na te denken tussen
het geknoei van pijproken, vulpen vullen en schrijven door.
|
|
Op
deze plaats moet men alle zeilen bijzetten en alle riemen gebruiken om
vooruit te komen.
Louteringsberg XII, 5f
|
2 juni, Viègne,
92km, 20°
|
"Zorg dat je
genoeg wind in de band houdt, jong." Deze goede raad die Roel Kuper mij heeft meegegeven blijft mij bezig houden. Ik
blijf daarom nog even doorleuteren over pneuma
(= wind , geest). Van Frans had ik een apparaatje
gekregen om te kijken hoeveel wind er in de band zit; ik noem dat maar een pneumatoscoop, een windkijkertje.
Sinds ik de band flink heb opgepompt tot 4 bar heb ik beduidend minder lekken
gehad. Toch moet ik nog erg behoedzaam rijden bij kuilen en oneffen wegdek,
ik blijf dus op zoek naar een manier om er nog een bar bij te krijgen.
Eerst maar aan Gerard gevraagd of hij misschien een goede pomp bij zich had.
“Jazeker heb ik een goede pomp, alleen ik heb hem
nog niet geprobeerd.” Mijn vraag bleek heel wat los te maken, want bij het
proberen bleek de pomp noch op mijn, noch op zijn band te passen. Een extra
nippeltje bracht ook geen uitkomst.
Tot nu toe hadden hij en Gerrie in zalige onwetendheid zorgeloos over 's
Heren wegen gefietst in de veronderstelling dat ze een goede pomp bij zich
hadden. Maar nu was door mijn vraag zijn gemoedsrust in één klap verdwenen.
Hoe moest het nu als ze een lekke band kregen midden in de rimboe? Nee, alles
te weten maakt niet gelukkig.
Na afgereisd te zijn probeer ik vervolgens extra
wind te krijgen onderweg, maar de fietsenwinkels zijn dicht op het moment dat
ik er langs kom en de benzinestations hebben geen luchtpompen.
Dan bekijk ik nog eens mijn eigen oude trouwe fietspomp en het blijkt dat
daar een schakelaar aan zit voor extra windkracht. Elf jaar lang had ik een
pneumatisch vermogen van vijf bar tot mijn beschikking en tot nu toe heb ik
er maar twee gebruikt. Als ik nog eens moet preken over ongebruikte talenten
heb ik hier alvast een voorbeeld.
Ik rijd nu met vijf bar wind in mijn banden en het gaat goed. Ik Tours ga ik
over de rivier de Loire
en heb ik het eerste deel van de drie delige
routebeschrijving uit. Een mijlpaal. Eindelijk kan ik het advies van Roel Kuper opvolgen en ik weet nu ook wat hij er mee bedoelde.
Letterlijk gesproken betekent zijn advies: Met voldoende lucht in je band kom
je er wel. Overdrachtelijk gezien: met voldoende kracht van geest valt zelfs
de moeilijke weg u licht.
|
|
Ik
keek door alle zeven hemelkringen
En
zag beneden mij de ronde aard
Zo
klein dat ik een lach niet kon bedwingen.
Paradijs
XXII, 133ff
.
|
3 juni, Poitiers,
110 km, 18°
|
Ik voel me steeds meer
vreemdeling. Vandaag fiets ik door landschappen die deels bekend voorkomen,
maar deels ook vreemd zijn. Door weilanden waar broeierige rollen hooi liggen
te wachten om te worden opgehaald, door uitgestrekte wijngaarden waarin de
wijnboeren aan het werk zijn; langs boomgaarden met rijpe kersen waaraan de
vogels zich te goed doen.
Ik fiets langs plaatsen met onbekende namen … Soigny
…Cesnay … Ste. Catherine
… St. Maure-de-Touraine …
Nouâtre … Marcilly-sur-Viene ... Sommige
zijn aan het eind van de dag een vage herinnering …Pussigny
… Antogny le Tillac …
Dangé-St. Romain … Châtellerault … Cemon …Chezelle …Vouneuil … Andere zijn meteen al weer vergeten …Traversais …Dissay … St. Georges-les-Baillargeux … Fontaine ... In alle gevallen gaat het leven in de dorpjes door,
onaangeroerd door een eenzame fietser.
Ik fiets door valleien en over heuvels, langs rivieren en ruïnes van
kastelen, over viaducten waar een hogesnelheidstrein onder mij door flitst of
rijen auto's voorbij rijden vol met mensen die op weg zijn, wie weet waar
naar toe.
Ik kijk er naar als vanaf een andere planeet. Ik voel me steeds minder deel
van die wereld van haast en lawaai, waar tijd in minuten en seconden wordt
gemeten. In plaats daarvan bestaat mijn wereld vandaag uit de haas die sloom
de berm in springt als ik er aan kom, de hinde die even ophoudt met grazen en
mij na blijft kijken met haar bruine ogen, de eekhoorn die over de weg
trippelt en de kwartel die opschrikt en voor mij uit klapwiekt.
Mijn wereld bestaat ook uit de lokale automobilisten die mij behoedzaam
passeren en vriendelijk claxoneren, de kinderen die
hun spel even staken en mij enthousiast "bonjour" toeroepen;
de voetgangers die mij vriendelijk toelachen en mij toeroepen: “Bon
courage" Heb goede moed", de boer die even met zijn werk
ophoudt om zijn hand bij wijze van groet op te heffen. In de buurt van Poitiers kom ik langs een hunebed: een megalitisch monument dat
daar al vele eeuwen in alle rust staat.
En aan het eind van de dag, op de camping, zijn er de mede pelgrims met wie
ik even een praatje maak.. “Gaat het goed? Volhouden hè!”. Allemaal maken ze hun eigen reis, maar
allemaal met hetzelfde doel.
|
|
“Dit
pad voert u omhoog,“ antwoordde hij,
Waarna
hij smekend nog: “Ik bid u, zeide,
“Wanneer
u boven bent, bid dan voor mij.”
Louteringsberg XVI, 49ff
|
4 juni, Nanteuil,
84 km, 26 °
|
I'll take the high road and you'll take
the low road
Vandaag sta ik weer voor
een keuze op mijn weg. Zal ik de alternatieve route nemen langs de kust of de
traditionele route door de heuvels van Zuid Frankrijk. Ik bedenk dat mijn
benen nog wel wat extra oefening kunnen gebruiken voor de Pyreneeën en kies
voor de heuvelachtige route.
Halverwege, als de routebeschrijving even wat minder duidelijk is, vraag ik
een autochtone bewoner die in zijn tuin werkt of dit de juiste weg is naar
St. Jacques (Santiago). Hij antwoordt dat alle wegen naar Rome leiden. Ik zeg
dat dat wel waar zal zijn, maar dat ik naar
Santiago wil. Daar heeft hij nog nooit van gehoord, maar gelukkig zijn de
twee volgende plaatsen op mijn routebeschrijving hem niet onbekend: dat is
steeds rechtdoor. Maar waarom wilt u daar naartoe? Hebt u daar familie wonen?
Hij vraagt waar ik vandaan kom en hoeveel kilometer ik zo per dag afleg. Als
ik zeg: 'ongeveer 100', tuit hij waarderend zijn lippen.
In Nantueil vind ik een camping waar pelgrims
gratis mogen staan. Ik maak een praatje met de buren, twee oudere echtparen,
waarvan het ene van Vlaamse afkomst, waardoor we in een mengelmoes van
Nederlands en Frans nog behoorlijk wat informatie kunnen uitwisselen. We
praatten wat over de kinderen, over wat we deden voor de kost, over
godsdienst en gebed. Eén van hen vroeg of ik voor hem wilde bidden als ik in
Santiago zou zijn aangekomen. Hij deed er zelf wel niets meer aan, maar hij
had een zoon die Jacques heette. En een gebed zou hij op prijs stellen. Zo
staat de vader van Jacques van de camping in Nanteuil
nu in mijn voorbedeboek.
|