Dagboek
van een pelgrim – Week 3
5 juni t/m 11
juni 2003 – Van Nantueil naar Saint Jean-Pied-de-Port
|
|
“O lichaamskracht,
waarom ben jij verdwenen?
Zo
sprak ik zachtjes tot mijzelve, want
Ik
voelde mij wat wankel op de benen.
Louteringsberg XVII, 73ff
|
5 juni, Aubeterre,
105 km, 20°
|
Vandaag kwam ik
moeilijk op gang. De tent was kleddernat van de hele nacht onweren. Toen ik
nog wat wind in de band wilde pompen viel tot overmaat van ramp de fiets om,
waardoor het ventiel afbrak. Dat betekende een binnenband verwisselen, nog
voordat ik een meter gereden had. Zo heb je de wind en zo is die weg.
Gelukkig kwamen de buren van gisteren vragen of ik nog een kopje koffie wilde
voordat ik wegging. Dat verlichtte mijn humeur enigszins. De hele dag blijft
het modderen. Ik moet drie verschillende dorpen in op zoek naar drie verschillende
winkels, voordat ik de victualiën voor de dag compleet heb.
De hellingen zijn lang en steil. Mijn benen voelen aan als waren ze van
elastiek. Ik ben de hele dag moe, voel steken in mijn zij. Terwijl ik een
paar dagen geleden blij was met een afdaling, begin ik er nu een hekel aan te
krijgen. Want elke afdaling betekent onverbiddellijk dat er daarna weer een
helling komt die omhoog gaat. De moed zakt me bijna in mijn schoenen en ik
kan nauwelijks nog interesse opbrengen voor wat er om mij heen te zien is. Dat elfde-eeuwse Romaanse kerkje op 500
meter van de route moet iemand anders maar eens gaan bekijken. Dat bijzondere
château is vast al eens door een ander op de foto gezet. De geweldige
vergezichten bij Bel Air zijn aan mij niet besteed. Ik ben allang blij dat ik
even niet hoef te klimmen.
Ik begrijp nog steeds niet hoe ik Aubeterre heb gehaald. De camping is gesloten. De werklieden
zeggen dat ik er wel mag staan, maar water en elektriciteit zijn nog niet
aangesloten. Ik ben zo moe dat ik besluit toch maar hier mijn tent op te
slaan. Ik ben de enige gast. Ik baad
me in de rivier de Dronne. Gelukkig ontdek ik dichtbij nog een werkende
douche en een openbaar hurktoilet, met stromend water. Mijn geluk kan niet
op.
Ik neem de tijd om mijn ketting en derailleur eens goed schoon te maken en
opnieuw af te stellen, ook die liepen vandaag niet zo soepel.
Er is nog een winkel in het dorp waar ik brood en wijn kan kopen en zo
eindigt de dag toch nog goed. Nooit hebben bruiloftsgasten meer genoten van
een copieus diner, dan ik die avond van mijn eenzaam avondmaal van brood en
wijn.
|
|
Want
het doet de mens goed om terug te zien op de weg die hij heeft afgelegd.
Louteringsberg IV, 53f
|
6 juni, St Emilion,
67 km, 22°
|
Vanmorgen alles
rustig ingepakt en weg gefietst. De heuvels zijn minder vermoeiend dan
gisteren. Toch krijg ik nog weer een lekke band in de buurt van Château Monbadon. Op de camping
in St. Emilion wordt ik getracteerd door twee heren die vorig jaar de
pelgrimage naar Santiago hebben ondernomen. Nu gaan ze met partners en
vrienden per caravan nog eens de zelfde route. Ze herinneren zich de
ontberingen van vorig jaar maar al te goed en weten dat een koel pilsje voor
een pelgrim een godendrank is.
|
|
Kijk:
zonneschijn wordt wijn, van lieverlede,
Met sap
verenigd van de druivelaar.
Louteringsberg XXV, 77f
|
7 juni, rustdag
|
Ik bekijk het stadje
St. Emilion, één van de bekendste Franse wijnstadjes. Het ligt
temidden van de uitgestrekte wijngaarden, en is een traditionele halte op de
pelgrimsweg. De uit de rotsen uitgehouwen kerk is bijzonder.
In het VVV-kantoor geprobeerd mijn dagboek door te mailen. Het is niet
gelukt. Werk van anderhalf uur verdwenen in het electronisch walhalla. Ik
besluit er die dag niet meer tijd aan te besteden en van mijn rust te gaan
genieten.
Het is een genot om eens met een 'lege' fiets te fietsen. De schuine
hellingen neem ik al fluitend.
's-Middags komen ook twee oude bekenden op de camping aan, Gerard en Gerrie, we drinken samen een koel
biertje. Gerard heeft inmiddels ontdekt dat zijn pomp het met een kleine
aanpassing ook uitstekend doet.
|
|
En
zie: een onverwacht en stralend licht
Schoot
plots aan alle kanten door de bomen
En
deed mij denken aan een bliksemschicht.
Louteringsberg XXIX, 16ff
|
8 juni, Labouheyre,
130 km, 20°
|
De hele nacht
vertonen zich bliksemflitsen aan de hemel. Ze veroorzaken grillige schaduwen
van takken op mijn tentdoek.
Het geluid van onweer en regen is de hele nacht te horen.
's Morgens regent het nog, maar om een uur of acht is het droog. Het verse
brood dat ik had besteld van de bakker is nog niet gearriveerd, het zal
speciaal worden bezorgd, maar dat wordt pas na negen uur. Zo ben ik tot negen
uur die morgen nog volledig nuchter.
Het is mooi fietsweer vandaag, een graad of 20. De zon wordt de hele dag door
wolken aan het oog onttrokken. Ik heb zin om een eind te fietsen. De eerste
veertig km voeren door heuvelachtig gebied bedekt met uitgestrekte
wijngaarden in de buurt van Bordeaux, van St. Emilion naar Cadillac.
Daarna volgt een vlak gebied, waar ik flink kan opschieten. Ik fiets een stuk
over een voormalige spoorweg. Het is rustig op de wegen op deze eerste
pinksterdag. Het is een genoegen de wind door de haren te voelen. Onderweg
kom ik een sliert oldtimer-bezitters tegen. In colonne rijden ze over de weg.
In de voorste auto wordt bij het kruispunt een routebeschrijving
geraadpleegd. Men besluit dat het linksaf moet worden, en daar gaat de hele
sliert al ronkend en knallend linksaf.
In Moustey bezoek ik
het museum in de dorpskerk. Een tentoonstelling is gewijd aan pelgrims en
pelgrimages. Sint Jacob staat er afgebeeld als pelgrim.
In mijn beoogd overnachtingsoord Pissos is de camping nog gesloten tot 1
juli. Er is ook geen water. Omdat het nog vroeg is besluit ik door te rijden
naar de volgende plaats. De weg daar naar toe is echter afgesloten: er wordt
een wielerkoers verreden. Als ik me meld bij de organisatie mag ik er toch
door, als ik maar wel aan de kant ga als de wielrenners er aan komen.
Het publiek kan de eenzame, zwaarbepakte fietser, die tegen de stroom in gaat
wel waarderen en ik voel me als Caesar met de lauwerkrans tussen de
applaudiserende en juichende toeschouwers.
|
|
Maar
ik zocht veiligheid in het moeras.
Louteringsberg V, 82
|
9 juni, Dax,
77 km, 29°
|
Omdat ik gisteren
verder door moest rijden dan gepland, kon ik de etappe van vandaag iets
korter maken.
Het was een eenzame route door Les Landes, lange wegen, weinig dorpen, weinig
vertier onderweg.
Vroeger bestond dit gebied uit gevaarlijke moerassen, waar de herders op
stelten moesten lopen om hun kudde in de gaten te houden. Voor pelgrims was
het gevaarlijk, er waren wolven en de bevolking zag er geen been in om het de
pelgrim moeilijk te maken.
Onderweg kom ik langs een dorpje waarvan de verschillende wijken namen hebben
die herinneren aan die moeilijke tijd: Tiregilet, Tireveste en
Tireculotte. Letterlijk betekenen deze namen: Trek uit die jas, trek uit
dat vest, trek uit die broek.
Het is een herinnering aan de tijd toen de plaatselijke bewoners niet te
beroerd waren om de pelgrims af te helpen van spullen die ze toch niet meer
nodig hadden.
Onderweg staan er kilometerstenen die aangeven hoe ver het nog is naar St. Jacques. In
Dax vind ik een internetcafé, waar ik mijn dagboek, onder het genot van een
biertje, kan verwerken en opsturen. Nog steeds met Frans toetsenbord, dat
geeft aanleiding tot extra veel fouten, en in haast geschreven, want het kost
wel twee euro per kwartier.
|
|
Want
als Urania mij nu met haar
Gezusters
op de berg te hulp zou komen,
Valt
deze taak mij minder zwaar.
Louteringsberg XXIX, 40ff
|
10 juni, St.
Jean -
Pied de Port,
95 km, 29°
|
Vanmorgen voor
vertrek ontbeten en koffie gedronken met een Belgisch koppel jacobsgangers.
Daarna afgereisd voor een prettig dagje fietsen, lange steile hellingen,
sommige erg steil.
Maar als je dan na een paar kilometer klimmen achterom kijkt geeft het toch
een gevoel van voldoening om te zien hoe ver je gestegen bent.
Vanuit St. Palais gaat het steil omhoog. Twee wandelaarsters op de
terugtocht komen me tegemoet en spreken mij pastoraal moed in. “Houd moed!
Het is zwaar, maar houd moed!”
Het helpt. Ik kom boven en besluit mijn middagmaal bij de Stêle van Gibraltar te nuttigen. Dat is een opgerichte steen ter markering
van de plaats waar drie bekende pelgrimswegen uit Frankrijk samen komen, uit
Parijs, Vézelay en Le Puy.
Nauwelijks heb ik me in het gras neergevlijd of daar verschijnen als uit het
niets een zestal wandelende pelgrims. Het zijn Parijzenaars die al een aantal
jaren steeds een stuk van de route afleggen.
Op de camping in St.-Jean-Pied-de-Port tref ik nog een stel pelgrims, Hans en Annelies. Ook
zij hadden het een zware dag gevonden.
|
|
Ik
was gelouterd en klaar om op te stijgen naar de sterren.
Louteringsberg XXXIII,
142-145
|
11 juni, rustdag
|
Van de contouren van
de Pyreneeën gaat toch wel een zekere dreiging uit. Zal het lukken, die zware
klim? Inmiddels zijn ook Gerrie en Gerard, dit maal vergezeld van Ria,
gearriveerd en ook zij zijn een beetje zenuwachtig. De meesten branden nog
een kaarsje in de kerk. Ria en ik gaan naar de kerk om de eucharistieviering
bij te wonen. De mis is in het Baskisch, maar het doet goed om hier ver van
huis toch bekende onderdelen van de dienst te herkennen.
Het is een goede dag om even bij te komen. Ook de fiets heeft een
onderhoudsbeurt nodig. De ketting moet gesmeerd en de derailleur gesteld. Ik
ontdek dat een van de versnellingskabels bijna is doorgesleten. Daar zou ik
zeker niet mee over de Pyreneeën komen. Gelukkig is er een fietsenmaker die
dat kan verhelpen.
Voor het bestijgen van de helling is het wenselijk dat ik wat gewicht kwijt
raak. Een aantal boeken dat ik uit heb of waar ik toch niet meer aan toe kom
kan naar huis gestuurd.
Een speciaal geval is De Goddelijke Komedie van Dante. Dante
beschrijft daarin zijn reis door de hel, door het vagevuur en door de hemel.
Van De Hel heb ik echt wel genoten. De manier waarop Dante de uitvoer
van de straffen beschrijft is niet ontbloot van humor. Zo staan de tirannen,
die tijdens hun leven vele onschuldigen over de kling hebben gejaagd, nu voor
eeuwig tot aan hun wenkbrauwen in het bloed van hun slachtoffers te sudderen.
Ik zie in mijn gedachten al lieden als
Hitler en Saddam daar tussen staan en kan een gevoel van leedvermaak en
voldoening niet onderdrukken. Eindelijk gerechtigheid! Maar de hel heb
ik uit, dus die kan nu weg. Datzelfde geldt ook voor het vagevuur. Ook
al valt er veel te genieten aan de beschrijving van al die zielen die de
misstappen, die ze tijdens hun leven hebben begaan, nu moeten uitboeten. Weg
ermee.
Maar met het hemelse paradijs ligt het anders. Dat heb ik nog niet
uit. Ik ben er nog volop in aan het lezen, maar ik besluit uiteindelijk dat
die toch ook wel weg kan. Het wordt een beetje saai en voorspelbaar. Alles is
in de hemel zo mooi en liefdevol en geweldig en Dante kan het eigenlijk niet
goed onder woorden brengen. Hoewel, dat doet hij dan wel weer op een
bijzondere manier met uitdrukkingen als: “Van nu af aan zullen mijn woorden,
ook voor wat betreft de dingen die ik mij herinner, meer ontoereikend zijn
dan de taal van een klein kindje, dat zich laaft aan de moederborst.”
Desalniettemin, als
hij een paar keer schrijft dat deze hemelssfeer nog weer mooier is dan de
vorige, maar dat hij er geen woorden voor kan vinden, wordt het toch wat
eentonig.
Maar wat mij het meeste stoort is dat Dante, met zijn beeldschone leidsvrouwe
Beatrice, moeiteloos van hemelsfeer
naar steeds hogere hemelssferen floept. Dat wordt me echt te gortig, vooral
nu elke meter stijgen mij menig zweetdruppeltje kost. Dus ook de hemel
kan weg. Dat scheelt alles bij elkaar toch een kilo of drie. Na het wegdoen
van deze overbodige ballast durf ik de
bergen te bestijgen.
|